
Waarom je trage schildklier misschien geen schildklierprobleem is, maar een lichttekort
Je hebt al tig keer je bloed laten prikken. De huisarts noemt je waarden ‘subklinisch’, dus officieel niet ziek, maar jij voelt je allesbehalve top. Vermoeid, prikkelbaar, brainfog, koude handen... Misschien slik je al T4 (levothyroxine), misschien ben je nog zoekende. Maar wat als we je vertellen dat je schildklierprobleem mogelijk niet begint bij de schildklier?
Laat me je meenemen naar iets waar je arts waarschijnlijk nooit over gesproken heeft: licht. En dan bedoel ik niet gezellig daglicht is goed voor je humeur-licht, maar letterlijk: fotonen. Biologische informatie in lichtvorm.

Deze afbeelding is een overzicht van het elektromagnetisch spectrum — oftewel: het volledige bereik van elektromagnetische straling, waar fotonen de fundamentele dragers van zijn. Fotonen zijn elementaire deeltjes zonder massa die zich voortbewegen met de snelheid van het licht. Ze dragen elektromagnetische energie, en elke vorm van straling in dit spectrum (van radiogolven tot gammastralen) bestaat uit fotonen met verschillende energieën.
Trage schildklier
Een trage schildklier, ook wel hypothyreoïdie genoemd, is een toestand waarin je schildklier te weinig schildklierhormonen aanmaakt, met name T3 (triiodothyronine) en T4 (thyroxine). Deze hormonen zijn cruciaal voor het reguleren van je stofwisseling, lichaamstemperatuur, energieproductie en zelfs mitochondriale functie. Wanneer de schildklier trager werkt, vertraagt het hele metabolisme van je lichaam, en dat heeft verstrekkende gevolgen.
Wat gebeurt er biochemisch?
Een lage T3-waarde betekent dat de mitochondriën, de energiefabriekjes van je cellen, niet optimaal kunnen functioneren. T3 reguleert namelijk het aantal mitochondriën en hoe efficiënt ze ATP (energie) produceren. Wanneer er minder T3 beschikbaar is, vermindert de snelheid waarmee elektronen door de elektronentransportketen bewegen. Dit resulteert in een vertraagde ATP-productie en dus minder energie op celniveau. Je voelt je dan vaak moe, koud, futloos en mentaal wazig.
Dit verklaart ook waarom mensen met een trage schildklier vaak kampen met klachten als:
Gewichtstoename ondanks weinig eten
Koude intolerantie
Haaruitval
Depressie of brain fog
Langzaam herstel na ziekte of inspanning
Lage lichaamstemperatuur

Wat fenylalanine, tyrosine en je ochtendzon met elkaar te maken hebben
Fenylalanine. Een aminozuur. Misschien zegt het je niks, maar het is de grondstof voor tyrosine en tyrosine is cruciaal voor het aanmaken van T3 en T4, de twee schildklierhormonen waar het bij hypo- en hyperthyreoïdie allemaal om draait.
En nu wordt het interessant: zowel fenylalanine als tyrosine zijn zogenaamde aromatische aminozuren. Ze bevatten benzeenringen. Wat maakt dat uit? Nou, die ringen zijn als kleine satellietschotels voor licht, ze kunnen fotonen vangen. Vet toch?

De chemische structuur van tyrosine en fenylalanine. De 'sattelietschotel' is de zeskantige ringstructuur, dat is de benzeenring die reageert op licht. Met deze informatie ga je de rest van je leven weinig meer doen haha, maar wellicht komt er ooit een bordspelvraag voorbij tijdens de familiedag over de benzeenring. Dan weet jij het antwoord.
Met andere woorden: jouw lichaam gebruikt licht om aminozuren te activeren, om hormonen te bouwen. Denk daar even over na.
Ze resoneren met licht. Door hun π-elektronen (spreek uit als “pi”), zwevend in een soort elektronensoep, vangen ze specifieke frequenties op uit… zonlicht. Serieus. Ze pikken die golven op, trillen mee, en veranderen hun gedrag. Kwantummechanica in je ontbijt.
Licht = informatie. En je lichaam leest het als een boek.
Resultaat? De biologische functie van deze aminozuren verandert. Ze worden letterlijk ‘aangezet’ door licht. Zonder licht? Geen optimale omzetting richting T3 en T4.
Fenylalanine is een essentieel aminozuur, wat betekent dat je lichaam het niet zelf kan aanmaken en het dus uit voeding moet halen.
Tyrosine is niet essentieel, omdat het lichaam het zélf kan aanmaken uit fenylalanine, maar alleen als die omzetting goed werkt (en dat is weer afhankelijk van onder andere zonlicht, tetrahydrobiopterine, zuurstof en je mitochondriën).
Waar zit dit in?
Rundvlees, kip, lam - Compleet eiwit, levert ook cofactoren.
Vette vis (zalm, sardines, makreel) - Ook bron van DHA, selenium en jodium.
Rauwmelkse kaas - Zeer rijk aan tyrosine (wordt zichtbaar als witte vlekken bij rijping).
Eieren - Bevat beide aminozuren en sulfaat.
Gefermenteerde zuivel - Betere vertering, rijk aan tyrosine.
Amandelen, walnoten - Plantaardige bron, maar mist methionine-balans.
Bananen - Matige bron van tyrosine, goed bij dopamineschommelingen.
Pure chocolade - Bevat fenylethylamine, een verwant molecuul.

T3 en T4 reageren op... UV-licht?
T3 en T4 reageren op 220–230 nm UV-licht. Dat bereik komt niet uit natuurlijk zonlicht op aarde. Maar dit licht wordt intern geproduceerd. Tijdens oxidatieve fosforylatie ontstaan biofotonen die precies die frequenties dragen. Met andere woorden: de lichtactivatie van schildklierhormonen is een intern fenomeen, gestuurd door je mitochondriën en dus volledig afhankelijk van je redoxstatus en lichtomgeving.
Van je eigen cellen. Biofotonen. Je mitochondriën zenden bij stofwisselingsprocessen licht uit. En ja, ook dat licht is onderhevig aan het dag-nachtritme. Je biologische klok, gestuurd vanuit de suprachiasmatische kern in je hersenen, bepaalt wanneer welk orgaan welk licht ontvangt, intern.

De suprachiasmatische kern (SCN) zit diep in je hersenen en draait niet op wilskracht, maar op licht. Preciezer nog: op blauw licht rond de 460 nanometer. En dat blauwe licht? Dat komt niet uit je designlamp of telefoonscherm, maar van iets veel gewoners: de ochtendzon.
Zodra dat licht je ogen binnenvalt, via een speciaal soort netvliescellen met melanopsine, gaat er een seintje naar de SCN. En dan begint het hormonale domino-effect.
Melatonine? Naar beneden. Cortisol? Omhoog. De hypofyse gooit TSH in de strijd en je schildklier krijgt de instructie: maak T4 van tyrosine. Geen ochtendlicht, geen actie. Zo simpel is het.
Maar hier wringt het: als jij je dag start met kunstlicht in plaats van zonlicht, draait je hele systeem op ruis. Je lijf probeert wel, maar het mist de dirigent. Het gevolg? Je hormonen dansen, maar niet op de maat. En jij voelt dat als vermoeidheid, traagheid, of een onverklaarbare mist in je hoofd.
Je lichaam wil licht. Echt licht. Buitenlicht.
Zonsopkomst is meer dan een mooi kleurenspel, het is een energiecode. De kleur en samenstelling van het licht vertellen:
• Welke golflengtes beschikbaar zijn voor je retina, huid en mitochondriën
• Hoe je biologische klok resynchroniseert met het elektromagnetisch ritme van de aarde
• Welke frequenties je circadiane ritmes aanzetten

Sta jij elke ochtend op zonder zonlicht in je ogen? Dan is dit je wake-up call. Letterlijk.
Tyrosine is geen passief grondstofje dat braaf wacht tot de schildklier haar werk doet. En dat gebeurt niet ergens aan de oppervlakte, maar diep in je mitochondriën.
In de fabriek van je cellen (specifiek bij complex IV, waar de oxidatieve fosforylatie plaatsvindt worden elektronen doorgegeven via cytochroom c oxidase). Tijdens die overdracht ontsnappen minuscule lichtdeeltjes: biofotonen. Ze zijn zwak, maar doelgericht. Geen ruis, maar resonantie.
Want deze biofotonen zoeken specifieke moleculen op. Tyrosine, bijvoorbeeld. En daar gebeurt iets bijzonders: door die lichtinteractie wordt de aanmaak van schildklierhormonen zoals T3 en T4 aangeslingerd.




Oke, dan nog even extra aandacht voor 2 elementen waar je misschien nog nooit van gehoord hebt: UV-C en Redoxstatus.
UV-C
Binnen het ultraviolette spectrum bestaan gradaties. En eentje daarvan is zo krachtig, dat de aarde ’m doelbewust buiten de deur houdt: UV-C.

UV-C is het meest energierijke deel van het UV-lichtspectrum (100–280 nm). Zo intens dat het letterlijk DNA uit elkaar trekt. Geen metafoor. Daarom gebruiken we het in laboratoria om bacteriën en virussen mee te vernietigen. Denk: lichtsabel voor microben.
Maar hier wordt het interessant.
UV-C bereikt het aardoppervlak niet. De ozonlaag filtert het eruit. Toch duikt het op… in jouw lichaam. Niet van buitenaf, maar van binnenuit.
Tijdens de laatste stap van de mitochondriale ademhaling, bij complex IV (cytochroom c oxidase) ontstaan biofotonen: piepkleine lichtdeeltjes. Sommige daarvan trillen exact op de frequentie van UV-C (~220–230 nm). En precies die frequentie activeert bepaalde moleculen in je lichaam, zoals de schildklierhormonen T3 en T4. Alsof je lichaam ze erop heeft afgestemd.
Toeval? Of is dit het resultaat van miljoenen jaren evolutie waarin het lichaam zijn eigen binnenzon is gaan bouwen?
Je hoeft dus niet alleen naar buiten voor licht.
Je bént licht. En je maakt het zelf precies daar waar energie ontstaat.
Redox status
Voel jij je 's winters ook trager, zwaarder of futlozer? Misschien ligt het niet aan jou.
We noemen het vaak “winterdip” of “seizoensdepressie”, maar wat als dat gewoon een slecht woord is voor iets wat biochemisch glashelder is? Minder licht = minder schildklieractiviteit. Niet psychisch. Maar fysiek. Meetbaar. In je cellen.
Laten we het beestje bij z’n naam noemen.
Je schildklier maakt T4, een inactieve vorm van schildklierhormoon. Die moet eerst worden omgezet naar het actieve T3. Dat doet een enzym: deiodinase.(verder niet belangrijk voor het verhaal) Maar dat enzym is niet zomaar een knopje dat je lichaam aan of uit zet. Het is gevoelig voor, jawel je raadt het inmiddels al: licht én voor redoxstatus.
En laat die twee factoren nu exact afhangen van... zonlicht.
De redoxstatus bepaalt hoe goed jouw cellen in staat zijn om energie te maken en schade te herstellen. Het is de balans tussen stoffen die schade kunnen veroorzaken (oxidanten) en stoffen die je beschermen (antioxidanten). Vergelijk het met een batterij:
Als je redoxstatus goed is, functioneert je cel als een volle, stabiele batterij: hij maakt energie, herstelt schade, en blijft gezond.
Als je redoxstatus uit balans is, raakt je cel overbelast of beschadigd. De batterij lekt als het ware stroom en dat kan leiden tot ontsteking, vermoeidheid, ziekte.
In de zomer stroomt infraroodlicht rijkelijk door je huid. Dat zorgt voor gestructureerd water in je cellen (EZ-water) en tilt je redoxpotentiaal naar een hoger niveau. UV-licht doet daar nog een schepje bovenop. Gevolg: je deiodinase draait op volle toeren. T3 wordt actief aangemaakt. Je voelt je helder, energiek, licht.
In de winter verdwijnt die hele lichtcocktail. Minder infrarood betekent minder EZ-water. Minder UV betekent een ingezakte redoxbalans. Je mitochondriën draaien trager. En de omzetting van T4 naar T3? Die stagneert.
Gevolg: trage stofwisseling, brain fog, energieverlies, neerslachtigheid. Niet omdat je zwak bent. Maar omdat je lichaam simpelweg minder licht binnenkrijgt. Nu moet je je bedenken dat deze 'winterdip' niet alleen meer in de winter plaatsvindt, omdat we ons zelfs in de zomer veel binnen begeven onder kunstlicht.
Dus wat is nu de logische stap?
Ga naar buiten. In de ochtend. Zonder zonnebril. Zonder zonnecrème. Zonder scherm of smoes. Gewoon jij, en het eerste daglicht.
Niet als lifestylekeuze, maar als biologische noodzaak.

Die eerste 30 minuten zonlicht op je huid en netvlies vormen de basis voor processen die je niet met een supplement kunt vervangen. Je neurotransmitters dopamine, serotonine en later melatonine worden aangestuurd. Je biologische klok krijgt een reset. Je hormonale systeem wordt gesynchroniseerd tot op mitochondriaal niveau.
Tegelijk activeert het infrarode licht de vorming van gestructureerd water in je cellen (EZ-water), essentieel voor energie en hydratatie op celniveau. En via datzelfde licht bouwt je lichaam een biofotonenveld op, intern licht waarmee moleculen zoals T3 en T4 worden aangestuurd.
Met andere woorden: zonlicht is geen achtergronddecor van je dag. Het is een eerste voorwaarde.
Zonder ochtendlicht werk je tegen je eigen biologie in.
Met ochtendlicht? Gaat je systeem aan. Zoals het bedoeld is.
Maak er een ritueel van. Niet omdat het ‘gezond’ is, maar omdat het fundamenteel is.